6.2Ongelijke verdeling van het inkomen

Hoe brengen economen inkomensongelijkheid in kaart?

*Men kijkt naar het aantal mensen dat binnen een bepaalde inkomensklasse valt.

inkomens liggen niet symmetrisch gespreid rond het gemiddelde (scheve verdeling)= procentuele verdelingsfunctie v.h. aantal gezinnen over verschillende inkomensklassen is assymetrisch.

de meeste gezinnen hebben een belastbaar inkomen tussen 10000 en 30000

als men kijkt naar inkomen naar boven toe, loopt de staart ver uit naar rechts

Inkomensongelijkheid ≠ Scheve verdeling: Procentuele verdelingsfunctie v.h. aantal gezinnen over de verschillende inkomensklassen in asymmetrisch.

De scheefheid v.d. inkomens wordt verklaar door wet van Gibrat. Factoren die ongelijkheid en/ of scheefheid v.d. inkomensverdeling kunnen beïnvloeden;

• vakbondsacties

• herverdelingsbeleid van overheid

• Moeilijkheid verandering sociaal- economisch klasse

• Inwijking goedkope, ongeschoolde arbeid

• Beleggingsmogelijkheden die grote inkomens toelaten

De scheefheid: typisch voor meeste landen. De mediaan (de waarde v.h. inkomen waaronder 50% v.d. gezinnen valt) is kleiner dan de gemiddelde.

*Lorenzcurver

De bevolking wordt eerst gerangschikt van arm naar rijk. Alle gezinnen worden daartoe ingedeeld in een aantal klassen.

• Decielen: 10 klassen,

• Kwintielen: 5 klassen

In tabel wordt weergeven de decielen of kwintielen en telkens bij elke klasse het hoogst equivalente inkomen.

nominale inkomen wordt gedeeld door een factor die de samenstelling v.e. gezin weergeeft.

Beide procenten kunnen worden gecumuleerd. Dus je hebt gecumuleerde procentuele aandeel in het totale inkomen enerzijds en gecumuleerde procentuele aandeel in het totale aantal gezinnen anderzijds.

Ze worden voorgesteld in een concentratiecurve of Lorenzcurve.

Hoe verder de Lorenzcurve verwijderd ligt v.d. diagonaal, hoe ongelijker de inkomensverdeling

Gini-coëfficiënt: verhouding v.d. opp. tussen lorenzcurve en de diagonaal+ opp. onder de diagonaal

-Als gini-coëfficiënt =0: perfecte inkomensgelijkheid

-Als gini-coëfficiënt=1 perfecte inkomensongelijkheid de opp. v.d. driehoek onder diagonaal valt samen met opp. tussen Lorenzcurve en de diagonaal.

Maar omzichtig worden geïnterpreteerd:

-fraude of foute in de fiscale aangifte

-inkomens veranderen door de tijd heen

-niet wenselijk om iedereen evenveel te laten verdienen

om mensen scherp te houden

innovatie en creativiteit aan te wakkeren

*Kwintielspanning: totale inkomen van de 20% rijkste inwoners wordt gedeeld door inkomen van de 20% armste inwoners (hoogste kwintiel/laagste kwintiel)

Normatieve welvaartstheorie: Hoe ver mag de overheid gaan in zijn herverdelingsbeleid. Door de overheveling v.h. additionele nut dat gecreëerd wordt bij de ontvangers, de groepswelvaart meer verhoogt, dan het nutsverlies bij diegene die de transfer financieren de groepswelvaart vermindert. Herverdeling brengt kosten met zich mee.

6.3 Armoede

Hoe kan een afbakening gemaakt worden tussen armen en niet-armen?

*Budgetmethode: men bepaalt een noodzakelijke goederen pakket waaruit men noodzakelijk minimum inkomen van afgeleid kan worden.

*Relatieve benadering: armoedegrens definieert in functie van het mediaaninkomen

*Deprivatie- index: het niet kunnen participeren in reeks consumptieactiviteiten

*Subjectieve methodes: er wordt gevraagd naar het minimuminkomen waarvan een persoon net kan nakomen.

Oorzaak armoede?

-lage scholing, handicap, ouderdom, handicap, gebrek aan vaardigheden, …

-Het complexer maatschappij, technologische vooruitgang, ecnomomie -> V naar ongeschoolde arbeid 

loon daling

loon behoud maar uitstoot arbeid

-Sommige vormen arbeid maar inzetbaar mits overheidssubsidiëring

Dus hulp op oplossing:

-overheidssubsidiëring

-allerlei projecten op hun kans te geven op werk

-innovatie en ondernemerschap